Danny Ilegems


Danh Vō, van bootvluchteling tot beroemd kunstenaar: ‘Het is een geruststellende gedachte dat alle culturen verdwijnen’

.

Danh Vō, een van de belangrijkste conceptuele kunstenaars van de 21ste eeuw,
stelt tentoon in Brussel. Hij hoopt dat het een bevreem­den­de ervaring wordt.
En belooft dat zijn werk spoedig alleen nog uit bloemen bestaat. ‘Kunst moet altijd blijven irriteren.’   

Danh Vō: ‘Mijn belangrijkste werk, mijn enige echte bijdrage aan de hedendaagse kunst,
is bespottelijk goedkoop: 300 euro exclusief BTW.’ ©BELGAIMAGE

Danh Vō (46) was vier jaar toen zijn familie op zelfgemaakte bootjes wegvluchtte uit Vietnam. Het was 1979. De Vietnam­oorlog was vier jaar achter de rug. De Noord-Vietnamese communisten hadden het overwegend pro-westerse en katholieke Zuid-Vietnam herschapen in een heropvoedingskamp.

Naar schatting 800.000 mensen peddelden het land uit; een kwart van hen kwam op zee om het leven. De familie Vō werd opgepikt door een containerschip van de Deense transportmaatschappij Maersk. Zo kwam het dat Danh Vō opgroeide in Denemarken. Van Vietnam herinnert hij zich niets meer. Maar zijn afkomst, zijn identiteit en de oorlog spelen tot vandaag een rol in zijn werk als kunstenaar.

Zijn bekendste ‘werk’ zijn de drie kroonluchters die tussen 1968 en 1973 boven de conferentietafels van het Hotel Majestic in Parijs hingen, toen daar eindeloos werd gepalaverd over een vredesakkoord voor Vietnam. Vō wist de luchters op de kop te tikken toen het ‘Centre de Conférences Internationales’, zoals het Majestic tegenwoordig heet, in 2009 werd gerenoveerd. Hij stelt ze nu tentoon in galeries en musea voor hedendaagse kunst als “stille getuigen van een tragedie die de loop van miljoenen mensenlevens heeft bepaald”.

De kroonluchter in 'Take My Breath Away', Guggenheim, New York. ©rv

Er zijn ook nog een paar andere historische artefacten die verband houden met de Vietnam­oorlog tot Vō’s oeuvre doorgedrongen.

Een kopie van de brief waarmee Robert McNamara zijn aanstelling tot minister van Defensie onder John F. Kennedy aanvaardde, bijvoorbeeld, en de pen waarmee hij oorlogsdecreten ondertekende. Onder McNamara, een voormalige CEO van de Ford Motor Company, escaleerde de Vietnamoorlog tot een grootschalig en vooral ‘vuil’ conflict, met inzet van steeds meer Amerikaanse troepen, en met bombardementen met het ontbladeringsmiddel Agent Orange en napalm. Het begrip ‘collateral damage’ dateert uit die periode.

Of de kattenbelletjes waarmee Henry Kissinger, nationaal veiligheidsadviseur en minister van Buitenlandse Zaken van de VS tussen 1969 en 1977, aan de theatercriticus Leonard Lyons liet weten dat hij de gratis theatertickets die hem werden aangeboden jammer genoeg onbenut moest laten, omdat hij te zeer in beslag werd genomen door de oorlog.

Vō koopt de meeste objecten die hij tentoonstelt gewoon op veilingen en bij antiquairs. Maar zodra ze onderdeel worden van zijn installaties, ondergaan ze een wonderlijke transformatie. Politiek wordt banaliteit wordt poëzie en wordt opnieuw politiek.

In Denemarken groeide Vō naar eigen zeggen op tot een getraumatiseerde puber. De Vō’s waren streng katholiek, en met name toen Danh zijn homoseksuele geaardheid ontdekte, botste het fameus. Hij trok naar de kunstacademie van Frankfurt in Duitsland, waar hij – ook weer naar eigen zeggen – wel de ‘angry young artist’ uithing, maar een minder dan matige student was.

Danh Vō op zijn vijftiende. Hij was naar eigen zeggen 'een getraumatiseerde puber'. ©rv

Hij vestigde zich in Berlijn en woonde ook een tijd in Mexico-stad. Tegenwoordig opereert hij vanuit Guldenhof bij Brandenburg, 60 kilometer ten noorden van Berlijn. De boerderij die hij daar heeft omgevormd tot atelier, archief en woonvertrek, ligt tussen een composteerbedrijf en een kippenkwekerij.

Inmiddels is Danh Vō een van de belangrijkste conceptuele kunstenaars van deze tijd. In 2015 vertegenwoordigde hij Denemarken op de Biënnale van Venetië. In 2018 kreeg hij een grote overzichtstentoonstelling in het Guggenheim in New York.

Vō heeft de naam niet zo’n vlotte, behulpzame prater te zijn. Veeleer een man die zichzelf en zijn werk graag in mysterie hult. Een kunstenaar die liever niet begrepen wordt dan wel. Dat kunst mensen en culturen met elkaar zou moeten verbinden, vindt hij trouwens halfzachte prietpraat. ‘Kunst moet net bevreemden en vervreemden’, is zijn motto.

Maar op deze zonnige herfstdag in Brussel is Danh Vō verrassend openhartig en goedlachs.

“Alles wat ik doe,” zeg hij, “is objecten uit de echte wereld isoleren, en ze terugzetten in de artificiële wereld van de hedendaagse kunst, in de witte ruimtes van galeries en musea around the globe. Objecten uit andere tijden een nieuw, ander leven geven in deze tijd.”

Untitled, 2021. Spaanse christusfiguur uit de 16de eeuw, brons en constructiehout.
©Courtesy of the Artist and Xavier Hufkens, Brussels

Untitled, 2021. Cupido uit de 17de eeuw, albast en constructiehout.
Ook te zien op de expo in Brussel. ©Courtesy of the Artist and Xavier Hufkens, Brussels

In twee ruimtes van Xavier Hufkens Gallery heeft hij net een serie nieuwe sculpturen geïnstalleerd. Het merendeel daarvan zijn zestiende- en zeventiende-eeuwse religieuze beelden – christusbeelden, engelen en cupido’s, veelal uit Romeins marmer – die hij met constructiehout heeft bevestigd aan muren, vloeren en plafonds, of die hij in stukken heeft gezaagd en gemonteerd in houten kratten of in een reiskoffer.

Is ‘religie’ het verbindende thema van deze expo?, vraag ik. Danh Vō lacht. “In tegenstelling tot wat beweerd wordt,” zegt hij, “ben ik helemaal niet zo’n strenge conceptualist. Ik heb nooit een uitgetekend plan als ik ergens ga tentoonstellen. Ik weet vaagweg welke richting ik uit wil, maar dat is dan ook alles. Hier gaat het duidelijk over objecten uit het verleden die ik laat infiltreren in het heden. Ik wilde die christelijke beelden er als tribale kunst laten uitzien. Maar hoe doe je dat? Hoe krijg je die vreemde spanning erin? Dat improviseer ik ter plekke.

“Ik ben hier aangekomen met een hoop spullen, en pas toen ik in de galerie stond, maakte ik me de bedenking: o shit, we zullen nog een hoop hout moeten gaan kopen om ze deftig gepresenteerd te krijgen.

“Dat is mijn werkmethode. Ik noem dat: eerlijk zijn. Ik ben een passant in deze ruimte, mijn werken zijn hier maar even te zien. Ik wil dat de tentoonstelling die tijdelijkheid uitdrukt. Ze mag suggestief zijn, bevreemdend, accidenteel, maar één ding mag ze niet zijn: perfect. Ze mag niet pretenderen dat ze hier thuishoort en dat ze voor eeuwig blijft.

(lacht) “Ik geef doorgaans nauwelijks instructies aan de werklui die mijn werk ter plekke installeren. Ik ben niet de regisseur die loopt te foeteren: ‘Twee centimeter naar rechts! Tien centimeter hoger!’ Ik zit er maar zo’n beetje naar te kijken. Idealiter wordt het iets wat ik totaal niet verwacht had!

(denkt na) “Ik probeer geen fouten te maken. Ik streef altijd naar het best mogelijke. Maar het beste is nooit perfect. Kunst moet altijd blijven irriteren.”

We kijken naar een zestiende-eeuws reliëf van Salomé met het hoofd van Johannes de Doper, dat hij in een houten soepkrat van Campbell’s heeft gemonteerd.

“Wat is dat?” zegt hij. “Als u het mij vraagt: een mikmak van conceptuele en religieuze kunst, van popart, minimal en tribal. Maar geen van die labels is helemaal juist. Je kunt al net zo goed beweren dat het al die dingen níét is. (lacht) It’s totally fucked up, in fact. Het werk toont volgens mij vooral aan wat voor een belabberde kunststudent ik was. (lacht nog harder)

“Maar dat vind ik er net goed aan. Het getuigt van mijn feministische reflex, van een manier van denken die later ook werd overgenomen door de homobeweging: wat de maatschappij als fout, als pervers, als afwijkend ziet, moet je nog overdrijven, moet je in de verf zetten, moet je gebruiken als een wapen. Wat in de kunstwereld wordt gezien als onzuiver, daar speel ik in mijn kunst mee. Ik hou van inconsequenties, van sprongen in de tijd, van tegenstellingen en misverstanden all over.”

'We the People' (2010-2014). Vō liet een replica op ware grootte van het Vrijheidsbeeld maken,
maar stelt alleen fragmenten ervan tentoon. ©Nils Klinger

Hij loopt naar een marmeren voet uit de eerste eeuw die in het midden van de ruimte op de vloer ligt, bovenop een spie constructiehout. “Dit is mijn favoriete werk uit deze expo”, zegt hij. “Zo simpel... (denkt na) Weet u wat het is met die oude sculpturen? Ze maken me rustig. Ze stellen me op mijn gemak. Door nog te bestaan, door te zijn overgebleven uit vroeger tijden, herinneren ze mij eraan dat alle rijken en culturen verdwijnen. Dat vind ik een geruststellende gedachte. Gelukkig verdwijnen ze. Dáárover gaat deze tentoonstelling. Veel meer dan over religie en hoe die mijn jeugd heeft verpest.”

Onthoofde missionaris

Tussen Danh Vō en zijn familie is het overigens helemaal goed gekomen. Sterker nog: zijn vader, Phung Vō, is nu zijn belangrijkste medewerker. De samenwerking is begonnen in 2009, toen de zoon aan de vader vroeg om een brief uit 1861 over te schrijven. Het was de afscheidsbrief van een Franse missionaris, Jean-Théophane Vénard, die in Vietnam tot de dood door onthoofding met een sabel was veroordeeld. Op 2 februari 1861, dertien dagen na verzending van de brief, werd die straf ook uitgevoerd.

“Ah, de brief!” grijnst Danh Vō. “Die beschouw ik als mijn belangrijkste bijdrage aan de hedendaagse kunst. Ik zeg het tegen iedereen, ook tegen mijn meest gefortuneerde verzamelaars: het enige werk van mij dat je móét hebben, is die brief. (lacht) De galeriehouders met wie ik samenwerk, háten dat ding. Want mijn belangrijkste werk is tevens mijn goedkoopste: 300 euro exclusief btw!”

Het is een wonderlijk mooie, poëtische maar uiterst serene laatste groet van een ‘toegewijde’ zoon aan zijn ‘hooggeëerde en teerbeminde’ vader. En het prachtige hand­schrift van uw vader maakt ’m nog aan­doen­lijker – alsof hij perfect begrijpt wie de missionaris was en hoe hij zich voelde in het aanschijn van de dood.

“U weet dat mijn vader de Franse taal niet machtig is? Ik heb hem moeten uitleggen wat er in de brief staat. Zijn bijdrage aan dit werk is aanzienlijk, maar louter kalligrafisch. Hij is nog van de generatie die op school punten voor schoonschrift kreeg. (lacht) Aanvankelijk zag hij mijn briefproject helemaal niet zitten. Tot ik hem 100 euro per brief in het vooruitzicht stelde. Toen kreeg hij er plots wel zin in.”

Waarom is het uw belangrijkste werk?

“Omdat het ontsnapt aan alle definities die in de kunstwereld gangbaar zijn. Het principe dat we hanteren is dat mijn vader de brief overschrijft op bestelling, maar dat hij er maximaal één per dag schrijft. Het is altijd dezelfde brief, maar toch is het geen ‘editie’, want de brief wordt elke keer opnieuw met de hand overgeschreven, dus elk exemplaar is in zekere zin uniek.

De brief van de ter dood veroordeelde missionaris Vénard aan zijn vader.
©Xavier Hufkens Gallery

“Het is ook geen ‘gelimiteerde uitgave’, want wie bestelt en betaalt krijgt een brief toegestuurd. Ik schat dat er nu al zo’n tweeduizend in omloop zijn. Maar al evenmin is het een ‘ongelimiteerde uitgave’, want als mijn vader sterft, is het gedaan. En de prijs is, naar de normen van de hedendaagse kunstwereld, ronduit bespottelijk: 300 euro. 100 euro voor mij, 100 voor mijn vader, en 100 voor de galeriehouder die ’m verkoopt.”

Hoe oud is uw vader?

“Dat weten we niet exact, maar in elk geval ouder dan 70. Hij heeft al een hartaanval gehad, hij is fragiel. Maar wat ik het allerbelangrijkste vind, is dat dit werk alleen maar problematiseert. De missionaris was een van de vele slachtoffers van botsende culturen. Mijn vader begreep niet wat hij schreef. En de toeschouwer die de brief plompverloren in een expo van mij tegenkomt, zal er het zijne van denken.

“Breng ik de schrijver, de overschrijver en de hedendaagse lezer op de een of andere manier nader tot elkaar? Ik denk van niet. Ik denk dat ik mijn publiek alleen maar confronteer met het menselijk onbegrip, met ons onvermogen om te communiceren en elkaar te begrijpen.”

Wat deed uw vader in Vietnam?

“Vroeger beweerde hij altijd dat hij daar architect was. Maar op een gegeven moment ben ik erachter gekomen dat hij voornamelijk tekeningen voor militaire complexen maakte. (grijnst) Dat was de enige architectuur die ze daar nodig hadden, in de oorlog. En nu is hij mijn kalligraaf, haha.

“De brief van missionaris Vénard is zijn hoofd­activiteit, maar af en toe laat ik hem ook teksten en titels aanbrengen bij andere werken. Titels van songs die populair zijn in de gay­scene. Of stukjes dialoog uit The Exorcist, de film die mij als kind ontzettend heeft getraumatiseerd. Your mother sucks cocks in hell (een werk van Danh Vō uit 2015, red.) komt daaruit. Dat is de wraak van de homoseksuele zoon op zijn streng katholieke vader! (lacht luid) En dan zeggen ze dat ik cryptisch ben.”

Kunstenaar-bloemist

En dan zijn er nog de bloemen. Tientallen foto’s van bloemen, voorzien van hun Latijnse benaming, in het elegante handschrift van zijn vader. Het is een nieuw spoor in Danh Vō’s oeuvre. En het zou in de nabije toekomst wel eens het enige overblijvende spoor kunnen worden.

Danh Vō: “Het is een lang verhaal. Vijf jaar geleden verhuisde ik mijn studio naar het platteland buiten Berlijn. Maar aan het gebouw dat ik kocht, waarin ik ook een ruim archief wilde onderbrengen, was drie hectare land verbonden. I’m a practical guy. Ik wilde iets doen met die grond. Maar ik was een echte stads­mens. Van wat er groeit en bloeit op het platteland wist ik helemaal niets. Ik was bang voor regenwormen! Ik durfde mijn handen zelfs niet in de grond te steken.”

'You’re gonna die up there…' (2015), mammoetfossielen en een christusfiguur,
in White Cube Gallery, Hongkong. ©Danh Vo

“Ik werd geconfronteerd met mijn onwetendheid. Als cultureel hoog­opgeleide kan ik zo honderd namen van shitty museumdirecteuren, curatoren en collega-kunstenaars opnoemen, maar de namen van de vogels die bij mij in Guldenhof overvlogen kende ik niet, en die van de bloemen die opschoten in het veld al evenmin. Waarom zitten al de verkeerde, volstrekt onbelangrijke dingen in mijn hoofd, vroeg ik mij af, en al de wezenlijke dingen níét? Waarom weten wij bij god niet hoe we groenten en fruit moeten kweken? Waarom halen wij ons voedsel, inclusief de bio-shit, in een hyperkapitalistische supermarkt waar alles hetzelfde smaakt? Dat is toch fucked up?

“Dus ik nam een deeltijdse tuinier in dienst, Christine, om mij al die dingen te leren. Een wereld ging open. Nu werken er meer mensen in mijn tuin dan in mijn atelier. En nu groeit de tuin ook in mijn hoofd en in mijn werk. (verzaligde glimlach) De beste dingen die je kunnen overkomen, zijn de dingen die je niet verwacht had.

“Christine, mijn chef-tuinier, maakt voortdurend foto’s van de bloemen en planten die bij ons groeien. Verschrikkelijke foto’s, om eerlijk te zijn, die ze neemt met een oude, crappy camera. Elke keer als ze een vlinder of een bij op een bloem ziet landen: klik, drukt ze af. Vreselijk melig. Maar op een gegeven moment dacht ik: ik moet die foto’s gewoon gebruiken! Ik zag de combinatie met het handschrift van mijn vader al voor mij: een kleffe, romantische versie van die oude botanische plaatjes! (lacht) Ik wou vooral véél foto’s: álle bloemen, in álle stadia van hun ontwikkeling; een reusachtig archief van wat groeit en bloeit in die grote tuin.

“Maar Christine is – hoe moet ik haar omschrijven? – half engel, half hippie. Zij was er principieel tegen dat haar foto’s in mijn werk gebruikt zouden worden, om vervolgens verkocht te worden aan rijke mensen. Dus er zat niks anders op dan die fucking foto’s zelf te nemen.

“Uitgerekend op dat moment raakte ik mijn telefoon kwijt. Iemand vertelde me dat de nieuwe iPhone een goeie camera heeft. Ik heb er een aangeschaft en ben ermee aan de slag gegaan. Ik gebruik een filter die scherpstelt op de voorgrond en de achtergrond blurry maakt. Mijn neefjes en nichtjes lachen mij ermee uit. Zij zetten alleen haarscherpe foto’s op Instagram en op TikTok. (lacht schel) Niet alleen word ik elke dag ouder, ik blijk nu ook nog een aftandse, nostalgische opvatting over fotografie te hebben. Evil is everywhere!”

Er zitten veel foto’s van oude­mensen­bloemen tussen. Bloemen die vroeger in de tuin van mijn grootouders stonden...

Old people’s flowers: great! Alles staat bij ons door elkaar: bloemen, kruiden, grassen, we maaien niks. (denkt na) Ik daag met dit werk ook mezelf uit. I set traps for myself. De meeste van onze verlangens en opvattingen zijn constructies die we overnemen, die we elders vandaan halen. Ook onze opvattingen over schoonheid!

“Mijn vriend is fotograaf. Toen ik overwoog om de foto’s van Christine te gebruiken, zei hij: ‘Alsjeblief, doe dat niet, het zijn kalenderfoto’s.’ En toen dacht ik: kalenderfoto’s? Yes! Dat is precies wat ik wil hebben. Want dan zal mijn werk opnieuw vragen oproepen, in plaats van antwoorden te geven: waarom denken wij wat we denken over schoonheid? Waarom verkiezen we het ene beeld boven het andere? Wie zijn wij om te oordelen?

“Ik werk graag met die contradicties. Ik ben graag bezig met dingen waar ik niet in geloof. Dat is de enige manier om te groeien als kunstenaar. Je groeit niet door succesvol en geliefd te zijn, maar door angst, pijn en lelijkheid te ervaren.

“Weet u, kunstenaars met mijn achtergrond worden verondersteld met de grote thema’s en problemen van vandaag bezig te zijn, niet met futiele, betekenisloze dingen zoals bloemen. Maar waarom niet? Waarom zou ik mijn tijd niet mogen verdoen met kijken naar mooie bloemen? Dat is de vraag die mij vandaag bezighoudt.

Danh Vō tussen zijn bloemen. ‘Er werken meer mensen in mijn tuin
dan in mijn atelier.’ ©Nick Ash

(stilte) Ik ga niet beweren dat dit fotoproject een nieuw meesterwerk is. Maar het opent wel nieuwe mogelijkheden en nieuwe perspectieven. Ik word er blij van. En ik kan er nog heel lang mee doorgaan. Ik ben er haast zeker van dat mijn werk over enkele jaren alleen nog uit bloemen zal bestaan.”

Meent u dat?

“Ja, de bloemen zullen alles overwoekeren. Ik moet alleen de moed hebben om het toe te laten... (aarzelt) Vandaag ben ik nog niet zover. Er zit nog te veel kunst­roest in mijn brein. Maar vanaf het moment dat ik echt de keuze heb, begin ik prompt een bloemenwinkel. Niet om er geld mee te verdienen, maar gewoon om elke dag naar die bloemen te kunnen kijken.”

U zult nog eindigen als de David Hockney van de conceptuele kunst.

“Haha, da’s een goeie! Ik heb mijn bloemenfoto’s voor het eerst getoond in Parijs. De werkman die me hielp bij de installatie, vroeg: ‘Hoe wilt u ze hebben, meneer Vō? Eén foto per muur, vier of vijf foto’s op een rij naast elkaar, of verkiest u misschien een wolk van bloemen?’ Dat was een gênant moment. Want toen de werkman dát zei – ‘Où est-ce-que vous voulez un nuage de fleurs?’ – wist ik: ja, dat is wat ik wil! Dat is waar ik wil uitkomen!

“Maar ik durfde het niet te zeggen. Ik was er nog niet klaar voor. Daarom moet ik doorgaan met dit project. Ik moet mijn grenzen nog een eind verleggen, ik moet voorbij mezelf zien te raken. (lacht)

“Maar stel u voor, mijn volgende tentoonstelling in Brussel, ik weet nog niet wanneer het zal zijn, met díé titel groot op de etalage van de galerie: Danh Vō, A Cloud of Flowers. Dan zal ik zijn waar ik wil zijn.”

Danh Vō, tot 18 december in Xavier Hufkens Gallery, Brussel, www. xavierhufkens.com.

.

Danny Ilegems
Bron: De Morgen, 13.11.2021

 

Direct link: https://caidinh.com/Archiefpagina/Activiteiten/ActiviteitMondiaal/danhvovanbootvluchteling.htm


Cái Đình - 2021