Phạm Kim Luân


Het verhaal van Nguyễn Hữu Phước

Inleiding: Dit is het verhaal van Nguyễn Hữu Phước (NHP), opgetekend door Phạm Kim Luân (PKL).
Hij is in 1981 uit Cần Thơ, Vietnam vertrokken toen hij zeventien jaar oud was.
Phước is sinds zijn aankomst in Nederland onafgebroken actief in de gemeenschapsactiviteiten.
Momenteel is hij voorzitter van de Associatie van de Vietnamese Vluchtelingen in Nederland (AVVN).

De term Vietcong die hij in zijn interview noemt is de Vietnamese benaming voor communist.

***

PKL: Hallo Phuoc, zoals eerder afgesproken, mag ik je bij naam noemen en tutoyeren om het gesprek minder formeel te houden. Allereerst wil ik je bedanken voor het accepteren van dit interview. Zou je jezelf in het kort willen voorstellen over jezelf en je familie?

NHP: Hallo meneer Luan! Ik ben vereerd door u, vertegenwoordiger van de interviewgroep van de voormalige bootvluchtelingen, te zijn uitgenodigd voor dit interview. Ik wil meedoen omdat dit onze toekomstige generaties en de Nederlandse lezers veel zal helpen te begrijpen waarom we hier zijn.

Ik kom uit Cần Thơ, en ben geboren in een grote familie. Ik ben het elfde kind, de jongste. Voor de gebeurtenissen van 30 april 1975 werkte mijn vader als aannemer, met deze baan kon hij het hele gezin goed onderhouden. Maar toen de Vietcong kwam, kon hij dit werk niet langer voortzetten. Mijn familie leefde, net als veel andere families, in armoede en had moeite elke dag aan eten te komen. Op 30 april 1975 was ik 11 jaar oud en ik zat al een paar jaar op de middelbare school. Toen moest ik stoppen met school vanwege de armoede van mijn familie.

PKL: Wat herinner je je van je vlucht ?

NHP: Mijn zeereis duurde 4 dagen en 3 nachten. Ik weet de exacte datum niet meer, ik weet alleen dat het in mei 1981 was. Het “moederschip” lag ergens in de buurt van de zeemonding geankerd (Đại Ngãi), ik voer in een “taxiboot” (kleine boot) met 5 andere mensen. Het vertrek was rond 12.00 uur, op weg naar de “moederboot”, het was toen al donker. Het schip was 13 meter lang en ongeveer 3-4 meter breed. Het bevatte ongeveer 100 mensen. We waren als sardientjes in een blik. Omdat er veel obstakels waren zoals de zandbanken en we de politiecontroles moesten ontwijken, was er een kans dat de tocht zou mislukken. Gelukkig kwam de boot geen obstakels tegen en we bereikten de monding van de zee. Ik merkte het meteen, omdat de golfslag zo hard was dat iedereen zeeziek werd. Toen we eenmaal op open zee kwamen, werden de golven geleidelijk kleiner en kwam iedereen langzaam weer op krachten. Tegen de middag van de tweede dag had de boot de kust verlaten, en waren we ver weg van het vasteland. Toen werd ons schip tegengehouden door de maritieme politie (dit noem ik de eerste overval).

Ze stapten op onze boot, richtten hun wapens op iedereen en dwongen ons geld, gouden ringen, juwelen, enz. af te geven. Daarna lieten ze ons gaan. Maar na een tijdje draaiden ze zich om en bleven onze boot blokkeren (de tweede overval). Deze keer deden ze het feller. Ze hebben in de lucht geschoten, waardoor iedereen heel erg bang werd. En ze dwongen iedereen om weer geld en gouden ringen te geven, maar ze arresteerden ons niet en ze lieten onze boot toch doorvaren.

Onze reis, afgezien van die twee overvallen door de politie, verliep verder gelukkig probleemloos, en we konden doorvaren richting Singapore.

Op de derde dag was het bijna ochtend toen onze boot werd gered door het Nederlandse schip Nedlloyd Hoorn. We kregen later van hen te horen dat ze ons eerder hadden gezien, maar ze waren toen niet direct naar ons toe gevaren. Omdat er een storm op komst was, als ze ons niet aan boord hadden genomen, zouden we niet in staat zijn geweest aan de storm te ontsnappen.

Toen we op het schip stapten, was iedereen uitgeput. Het was alsof we net waren gestorven en weer tot leven waren gekomen. De bemanning gaf ons wat snacks en toen vielen we allemaal in slaap… Ik weet niet hoeveel tijd er verstreek. Daarna werden we naar het Singapore vluchtelingenkamp (25 Hawkins Road – Sembawang) gebracht en verbleven daar ongeveer 3 maanden. Daarna mochten we ons vestigen in Nederland.

PKL: Om welke reden verliet je Vietnam? Werd deze beslissing beïnvloed door een familielid of iemand anders?

NHP: Ik vertrok onder onverwachte omstandigheden. Mijn ouders rekenden er alleen op dat mijn oudere broer zou gaan, omdat mijn ouders niet wilden dat hij in het leger zou gaan, wat de Vietcong “militaire dienst” noemde. In die tijd moest mijn broer verhuizen en durfde niet thuis te blijven. De politie kwam vaak naar ons huis om hem op te pakken. Zelf heb ik ooit midden in de nacht de politie aan de deur zien kloppen, mijn broer was die avond thuis. Midden in de nacht zwermden ze het huis binnen. Op het gezicht van mijn moeder was duidelijk angst te zien. Maar gelukkig verstopte mijn broer zich in een andere kamer die de politie niet kon vinden.

Op de dag dat mijn broer vertrok, keek mijn vader me aan en zei: “Phuoc je bent dit jaar 17, volgend jaar moet jij ook het leger in, ga maar met je broer mee!”. Dus ging ik weg, zonder enige voorbereiding. Mijn plotselinge vertrek zorgde voor paniek bij het hele gezin, vooral bij mijn moeder. Toen ze mij en mijn broer zag vertrekken, kon ze haar tranen niet bedwingen.

Opvangcentrum in Leerdam (September 1981). Nguyen Huu Phuoc (eerste van links)

PKL: In welke stad en met wie woonde je toen je voor het eerst naar Nederland kwam? Hoe verliep de migratie in de beginperiode ?

NHP: Wat een vreemd toeval dat we, na gered te zijn door het schip Nedlloyd Hoorn en we na aankomst in september 1981 in Nederland 3 maanden in het opvangcentrum Leerdam verbleven, we uiteindelijk naar de stad Hoorn werden gebracht voor vestiging.

Ik heb van het opvangcentrum Leerdam een heel gelukkige herinnering, namelijk van de dag waarop mijn broer ’s avonds zijn verjaardag vierde. Wij gingen naar de bar voor een ​​paar biertjes. Voordat wij terug naar de opvang gingen wilde hij een fles wijn kopen, maar niemand in onze groep kende Engels, we spraken alleen “met handen en voeten”. Maar uiteindelijk begreep de bar-eigenaar dat het de verjaardag van mijn broer was en we een fles wijn wilden kopen. Het was een grappige ervaring !!! De mensen in de omgeving van Leerdam rond het opvangcentrum waren erg vriendelijk en als we elkaar onderweg tegenkwamen, begroeten ze ons hartelijk.

In Hoorn, werden mijn broer en ik plus een alleenstaande (de heer Dung) voor hetzelfde huis aangewezen. Elk gezin van onze groep kregen van de gemeente Hoorn een ​​“gastgezin” toegewezen, om ons de weg te wijzen in alle noodzakelijke zaken in het leven. Van het regelen van een identiteitsbewijs, ziektekostenverzekering, het openen van een bankrekening tot het kopen van meubels voor de inrichting van het huis. Kort daarna moest iedereen een cursus Nederlands van 400 uur volgen.

Met klasgenoten op Prisma School (Hoorn) – 1983.
(Nguyen Huu Phuoc, staand zevende van links)

PKL: Waar ging je daarna naar school en waar werkte jij? Welke herinneringen heb je het meest memorabel in die tijd, vooral de communicatie met vrienden, leraren en collega’s?

NHP: Na het voltooien van de 400 uur durende basiscursus Nederlands, werd ik op een school geplaatst om de taal verder te leren. Er waren ongeveer een dozijn andere Vietnamese vrienden in dezelfde leeftijdsgroep als ik. De school organiseerde een individuele test voor ons om het niveau van elk persoon te bepalen. Op grond hiervan werden enkele vrienden van mij en ikzelf voor het tweede jaar in de MAVO geplaatst. In het begin was het heel moeilijk, want na 400 uren Nederlandse les was mijn taalkennis onvoldoende om volledig te kunnen begrijpen wat de leraar zei. Daarom was je bijna verplicht om, na in de klas te hebben geluisterd naar docenten die je niet kon begrijpen, ’s avonds thuis verder te zwoegen. Want anders kun je het lesprogramma niet bijbenen.

In Nederland had ik toen nog geen Nederlands-Vietnamees en een Vietnamees-Nederlands woordenboek, zoals nu. Op mijn bureau lagen altijd 3 woordenboeken: Vietnamees-Engels, Engels-Nederlands en Nederlands-Engels. Sprekend in de moedertaal, hebben we in de beginjaren met “vallen en opstaan” onderwijs gevolgd. Na het afronden van de MAVO ben ik verder gaan leren op de HAVO, daarna een jaar gestopt en uiteindelijk heb ik de MTS gevolgd. Ik had veel Nederlandse klasgenoten, ze kwamen vaak in het weekend naar mijn huis om te spelen. De simpele reden daarvoor is dat wanneer ze naar mijn huis kwamen, ze 100% vrijheid hadden om te spelen. Van de leraren herinner ik me vooral de leraar aardrijkskunde, hij was 2 meter lang. Op een dag tijdens de lunchpauze was hij aan het fluiten terwijl hij door de schoolgang liep en ik liep naast hem. Van afstand staande schoot mijn lerares Engels in de lach omdat ze het grappige tafereel zag: de leraar is ruim 2 meter lang en de leerlingen anderhalve meter, maar al wandelend en fluitend kunnen ze niet anders dan lachen.

Toen ik MTS afmaakte, werkte ik voor Teleplan, een bedrijf dat allerlei computerschermen en Philips-projectoren (ook wel beamer genoemd) repareerde en restaureerde. Het bedrijf was hier 13 jaar gevestigd toen de directie besloot de activiteiten naar Polen te verhuizen. Dat was rond 2007. Ik kon geen vergelijkbare baan vinden. Dus ik moest van baan veranderen.

Ik volgde een intensieve cursus machinebesturing in fabrieken. De cursus heet VAPRO (Vaardigheid Procesindustrie). Na een half jaar theorie studeren heb ik stage gelopen bij Philips en heb ik mijn diploma behaald bij Philip Morris. Ik heb daar 3 jaar gediend, daarna ging ik werken voor Iko Insulations (gespecialiseerd in het maken van chemische isolatiepanelen voor de bouw van huizen en gebouwen). Daar werk ik sindsdien. Dankzij mijn inzet en toewijding werd ik gepromoveerd en volgde ik de teamleider op. Ons team bestaat uit 10 leden. Vanwege mijn inzet en mijn rol als plaatsvervangend teamleider werd ik erg gewaardeerd door mijn collega’s.

PKL: Heb je ooit heimwee naar Vietnam gehad?

NHP: Toen ik voor het eerst in Nederland aankwam, droomde ik vaak dat ik ’s nachts nog in Vietnam was. De heimwee in die tijd was onbeschrijfelijk, ook toen ik al op school zat. Ik miste mijn ouders het meest, en mijn broers, zussen en vrienden van dezelfde leeftijd, met wie we zoveel plezier hadden. Ik miste vooral het voetballen en de avonden op de drukke poëtische straten van Cần Thơ. Het was in die tijd heel normaal voor iemand van mijn leeftijd de straat op te gaan. Als ik weer op huis aanging, stopte ik bij de Ninh Kiều-werf om de meisjes die suikerriet verkochten te plagen.

PKL: Hoe beoordeel je je integratie in de Nederlandse samenleving na vele jaren in Nederland te hebben gewoond?

NHP: Op de leeftijd van 17 jaar kwam ik in 1981 naar Nederland. Ik woon hier nu 41 jaar . Dit jaar ben ik 58. De tijd dat ik hier woon is meer dan het dubbele van de tijd dat ik in Vietnam heb gewoond. Mijn verhaal overziende, kunt u zien dat ik mijn best deed om hier te integreren. Mijn klasgenoten, leraren of latere collega’s zijn aardige mensen, ik word door hen geliefd en gewaardeerd, dat is het resultaat van mijn vele inspanningen. Ik heb het gevoel dat ik heel goed geïntegreerd ben in mijn nieuwe leven in dit tweede thuisland dat Nederland heet.

Met het bestuur van AVVN (Oktober 2020, bij het bootvluchtelingenmonument
in de Van Hanh pagode te Almere. Nguyễn Hữu Phước, derde van links)

PKL: De Vietnamese gemeenschap in Nederland is een kleine gemeenschap. Neem je deel aan Vietnamese activiteiten of organisaties? Wat vind jij van de Vietnamezen in Nederland?

NHP: Ik ben al op zeer jonge leeftijd betrokken geraakt bij het gemeenschapswerk, al zodra ik in Nederland aankwam. De reden dat ik lid werd van gemeenschapsorganisaties is omdat ik de kans kreeg om te communiceren met oudere mensen die ik als mijn ooms, tantes, oudere broers en zussen beschouw en die altijd geïnteresseerd en betrokken zijn geweest bij het werk dat het thuisland en de mensen in de gemeenschap ten goede komt. De eerste organisatie waar ik lid van werd, was het plaatselijke vertegenwoordigende bestuur van de Vietnamezen in Hoorn en later nam ik deel aan de activiteiten van de centrale organisatie van de gemeenschap, genaamd AVVN (Associatie voor Vietnamese Vluchtelingen in Nederland).

Door zoveel tijd in de gemeenschap te werken, van lokaal tot centraal, heb ik waardevolle ervaring opgedaan in het omgaan met mensen.

Het belangrijkste, voor mij, is dat het leven van de gemeenschap is als het leven in mijn kleine land. Daarom is het naar mijn mening de plicht van al mijn landgenoten hier om een ​​sterke gemeenschap op te bouwen. Zoals een burgerplicht in een land.

De werkelijkheid is echter anders. De meesten van mijn landgenoten zorgen alleen voor hun eigen gezin, het werk van de gemeenschap is iets voor iemand anders.

Als ik naar deze realiteit kijk, bewonder en waardeer ik in stilte diegenen die meer dan 40 jaar hebben volgehouden en volhard, de activiteiten van de gemeenschap in stand hebben gehouden, ondanks de onverschilligheid van de meeste landgenoten hier.

Er zijn talrijke redenen waarom landgenoten koud en onverschillig tegenover de AVVN staan, maar de belangrijkste is mijn inziens de anti-dictatuur (vooral de communistische dictatuur) opvattingen van de AVVN. Die hebben veel landgenoten tot aarzeling gebracht, elke keer dat ze teruggingen naar Vietnam. Mensen waren bang om lastiggevallen te worden door het Vietcong-regime.

Maar naar mijn mening is het niet nodig om die reden onverschillig te worden tegenover de AVVN, want: als we bang zijn voor publieke activiteiten, hebben we nog veel andere stille, indirecte vormen om een bijdrage te leveren aan de gemeenschap.

Maar het moet gezegd worden dat elk jaar het door de gemeenschap georganiseerde Lunar New Year festival nog steeds een populaire activiteit is in Nederland. Sinds de Vietcong de deur opent voor overzeese Vietnamezen om naar Vietnam te reizen, is het aantal aanwezigen hier veel minder geworden, omdat het teruggaan naar Vietnam om Tet te vieren veel leuker is dan de Tet van de gemeenschap hier.

Nguyen Huu Phuoc met zijn vrouw en twee kinderen
(Augustus 2010, Niagara Falls, Canada)

PKL: Welke ambitie heb je voor jezelf, jouw familie en het land Vietnam?

NHP: Zoals hierboven beschreven, heb ik de activiteiten van de AVVN geplaatst tegenover de onverschilligheid van de meerderheid van onze landgenoten.

Mijn grootste droom is dat ooit mijn landgenoten hier echt zorgzaam zijn en samen werken voor de opbouw van een ​​sterke gemeenschap, niet alleen in materiële zin maar ook in immateriële zin. Omdat het Vietcong-regime altijd probeert de gemeenschap te infiltreren om de gemeenschap uit te buiten en te misbruiken ten gunste van het regime en hun partij. Van zaken als het sociale leven, politiek, liefdadigheidswerk tot religieuze activiteiten aan toe, ze vinden altijd manieren om te exploiteren en te profiteren. Daarom hebben we een sterke gemeenschap nodig, een gemeenschap die echt al onze landgenoten hier vertegenwoordigt.

Ik ben heel verdrietig als ik uitspraken hoor zoals: “Laat de monniken alleen bezig zijn met het religieuze werk, jullie kunnen de zaken van je organisatie regelen!” of “De katholieke kerk is niet betrokken bij gemeenschapsaangelegenheden”, of soortgelijke verklaringen.

Bedenk dat de Nederlandse regering ons om humanitaire redenen heeft ontvangen op basis van het feit dat we gevlucht zijn voor het communisme, een brutaal, onmenselijk regime.

Daarom krijgen we meer sympathie in vergelijking met andere etnische groepen hier. Om deze affectie te behouden en te promoten, hebben we een sterke organisatie nodig die echt al onze landgenoten hier vertegenwoordigt op alle fronten.

Deze droom komt niet zomaar uit het niets maar is de kristallisatie van al de lange dagen in de afgelopen 40 jaar en waarin ik betrokken ben geweest bij gemeenschapsactiviteiten op lokaal en centraal niveau.

.

Phạm Kim Luân
Bron: Onvertelde verhalen, 09.04.2022

Direct link: https://caidinh.com/Archiefpagina/Cultuurmaatschappij/Interview/hetverhaalvannguyenhuuphuoc.html


Cái Đình - 2022